Warden Oom – Verstrooid Man

Het is alle inwoners van Beselare ondertussen ongetwijfeld al opgevallen. 2011 staat in Beselare in het teken van de herdenking van de schrijver Warden Oom. Naar aanleiding van dit jubileum plannen zo’n 30 verenigingen, scholen en de gemeente Beselare (onder impuls van vzw De Wratte) een reeks activiteiten rond Warden Oom, het ganse jaar door. Enkele weken geleden stelden we jullie Edward Vermeulen al even voor. Nu hebben we even aandacht voor zijn werk.

Neen, Warden Oom was geen verstrooid man. Al zou dat wel kunnen, maar de titel van dit berichtje heeft alleszins niet die betekenis. Verstrooid man is namelijk de titel van een gedicht van Warden Oom. Een pareltje, de moeite om even met jullie te delen.

 

VERSTROOID MAN

Jan Verdorie kreeg een lesse
van den pater Capucijn,
dat hij ’s zondags in de messe
zoo verstrooid niet meer mocht zijn.

Weerde vader, ‘k doe mijn beste
maar ge weet toch wel, zei Jan,
’t beste peerd van heel ’t geweste
doet toch ook maar wat het kan!
Neen‘t, mijn vriendje, zei de pater
maar ge kunt toch beter doen,
met meer wil, een tijdje later
zult ge bidden met fatsoen.
’t Komt alzoo dat Jan nu stille
bij de vont alleene zit
en binst d’hoogmis, goed van wille
op zijn Paternoster bidt.
Kijkt, hij duwt de zwarte bollen
dat ze glimmen in zijn vuist
en de weesgegroetjes rollen
van zijn lippen dat het ruischt.
Kijkt, zijn hoofd gaat op en nere,
ja, hij nijpt zijn oogen toe
en hij wikkelt weg en were
tot zijn hersens g’raken moe.
’t Is verlorene fortsatie ,
zijn gedachten doen hun raid,
rond en om, spijts wil en gratie,
hoor eens hoe hij bidt:
– Onze Vader die in d’heemlen
zijt, geheiligd zij Uw naam…
Kijk wat zit er daar te weemlen
nè, verdraaid… Aan ’t vensterraam?
Och! Mijn geest die weeral sukkelt!
– Ons toekome Heer Uw rijk –
Tjees, Pé Styns zit daar vernukkeld
j’is hij ziek of j’heeft den prijk …
Sapperlot!. – Uw wil geschiede
op der aarden…- Ach! da’s goed,
’t is ne rappe kerel die de
hoogemis vandage doet.
Hoe is ’t mogelijk toch?! – Als in den
hemel, geef ons heden ons….-
Waar nu kloefenagels vinden
en een zeemvel en een spons?
Jan, g’en moogt dat niet vergeten,
anders, ’t wijf, ze tiert u dood.
Ventje, z’heeft u nog gebeten.
Och! Waar ben ik? –’t daaglijks brood
en vergeef ons onze schulden…-
Schulden? ‘k Heb er nog ne klak
sedert wij ons liere vulden
in den “krekel” op de plak.
Tjeemen toch! – Lijk wij vergeven
onze schuldenaren en…-
‘k Had zoo’n dorst van gansch mijn leven,
‘k geloof haast da’k gezouten ben;
’t is misschien een dermestoring
of de nieren? Ouw man! Staat!
-Leid ons niet in de bekoring
maar verlos ons van het kwaad.
Amen.